-
1 kommen
kommen4 komen uit, stammen van5 horen, thuishoren♦voorbeelden:Katzen kommen immer auf die Füße zu stehen • katten komen altijd op hun poten terechtauf die Politik kommen • het gesprek op de politiek brengenwie kommt er auf diesen Verdacht? • hoe komt hij bij zo een verdenking?ist er durch die Prüfung gekommen? • is hij voor het examen geslaagd?in die sechzig kommen • tegen de zestig lopennach Hause kommen • thuiskomenkommen Sie gut nach Hause! • wel thuis!Südtirol kam zu Italien • Zuid-Tirol kwam aan, bij Italiëzum Ende kommen • ten einde lopen〈 spreekwoord〉 wer zuerst kommt, mahlt zuerst • die het eerst komt, het eerst maalt〈 spreekwoord〉 wer nicht kommt zur rechten Zeit, der bekommt, was übrig bleibt • wie niet past op zijn tijd, die is zijn maaltijd kwijtmir kam die Lust zu singen • ik kreeg lust om te gaan zingender Motor kommt sofort • de motor slaat direct aanihr kamen die Tränen • tranen schoten in haar ogenwarte, es kommt noch besser! • wacht (maar), 't wordt nog gekker!mag kommen, was da will, (es) komme, was da wolle • er gebeure, wat wilder Brief kommt und kommt nicht • de brief komt maar nietdamit dürfen Sie mir nicht kommen! • daarmee hoeft u bij mij niet aan te komen!das kommt mir gerade recht! • (a) dat past mij uitstekend!; (b) dat gebeurt net op het goede moment!〈 informeel〉 komm mir nicht so! • probeer dat foefje niet met mij!im Kommen sein • in opkomst zijndie Neuigkeit kam rasch unter die Studenten • het nieuwtje raakte vlug bekend onder de studentenums Leben kommen • om het leven komen5 die Vase kommt auf die Fensterbank • de vaas hoort, komt op de vensterbankwie teuer kommt das? • hoe duur wordt dat? -
2 wieder zu sich kommen
(wieder) zu sich kommen -
3 прийти в себя
vgener. bij zijn zinnen komen, tot bezinning komen, tot zichzelf komen, weer tot bewustzijn komen -
4 прийти в себя
vgener. bij zijn zinnen komen, tot bezinning komen, tot zichzelf komen, weer tot bewustzijn komen -
5 zin
2 [meervoud][verstand] (bon) sens♦voorbeelden:een woord in figuurlijke zin opvatten • prendre un mot au (sens) figuréin de ruimste zin (van het woord) • au sens le plus large (du terme)in zekere zin klopt het wel • en un sens c'est justehet heeft geen, weinig zin om • il ne sert à rien, à peu de chose dezo heeft het geen zin • ainsi, cela n'a pas de senswoorden zonder zin • mots privés de sens2 van zijn zinnen beroofd zijn • 〈 bewusteloos〉 avoir perdu connaissance; 〈 gek〉 avoir perdu la raisonbij zinnen komen • revenir à soihij is niet goed bij (zijn) zinnen • il a perdu la têtebuiten zinnen van woede • fou furieuxzijn zinnen bij elkaar houden • rester maître de soi→ link=hoofd hoofdblij van zin • d'humeur joyeuse4 zijn zinnen op iets stellen, zetten • se mettre en tête de faire qc.niet veel goeds in de zin hebben • nourrir de noirs desseinsvan zins zijn om • avoir l'intention deiemands zin doen • satisfaire le désir de qn.zijn (eigen) zin doordrijven • imposer sa volontéiemand zijn zin geven • donner satisfaction à qn.hij moet zijn zin weer hebben! • il faut toujours faire comme il veut!hij heeft zijn zin weer gekregen • il a encore obtenu ce qu'il voulaitzij zijn één van zin • ils ont le même désir6 er geen zin in hebben om … • ne pas avoir envie de …7 heb je nu je zin? • te voilà servi?ontzettende zin hebben (om) iets te doen • avoir très envie de faire qc.het iemand naar de zin maken • faire plaisir à qn.naar m'n zin • à mon gréik heb het hier naar mijn zin • je me plais icitegen zijn zin • à contrecoeur -
6 mind
n. geest; verstand; hersenen; gedachte; herinneringsvermogen; opinie; wil--------v. er iets op tegen hebben; oppassen; letten op; voorzichtig zijn; er spijt van hebben; zich herinnerenmind1[ majnd]♦voorbeelden:speak one's mind • zijn mening zeggenin my mind • naar mijn meningbe in/of the same/one/a mind (on/about) • dezelfde mening toegedaan zijn (over)be in two minds (about) • het met zichzelf oneens zijn (omtrent)she is still of the same mind • zij is nog altijd dezelfde mening toegedaanto my mind • volgens mij2 nothing is further from my mind! • ik denk er niet aan!change one's mind • zich bedenkenmake up one's mind • tot een besluit komen2 verstand3 wil ⇒ lust, zin(nen)5 gevoel♦voorbeelden:have something on one's mind • iets op zijn hart hebbenwhat's on your mind? • waarover loop je te piekeren?drive someone out of his mind • iemand gek makenlose one's mind • gek wordenhave something in mind • iets van plan zijncross/enter one's mind • bij iemand opkomenget/put out of one's mind • uit zijn hoofd zettengive/put/set/turn one's mind to • zijn aandacht richten opread someone's mind • iemands gedachten lezenset one's mind to something • zich ergens op concentrerenit'll take my mind off things • het zal mij wat afleidenhis mind is on women • hij is met zijn gedachten bij de vrouwtjescast one's mind back (to) • terugblikken (op)come/spring to mind, come into one's mind • te binnen schietenkeep in mind • niet vergetenit slipped my mind • het is mij ontschotenwhom do you have in mind? • aan wie denk je?〈 informeel〉 it blew my mind • het verbijsterde me, ik stond er paf van————————mind2[ majnd]♦voorbeelden:→ mind out mind out/1 bezwaren hebben (tegen) ⇒ erop tegen zijn, zich storen aan♦voorbeelden:would you mind ringing? • zou je 's willen opbellen?would you mind? • zou je 't erg vinden?if you don't mind • als je er geen bezwaren tegen hebtI don't mind him • hij hindert me niet1 denken aan ⇒ bedenken, letten op2 zorgen voor ⇒ oppassen, bedienen♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeiennever (you) mind • het gaat je niet aannever mind the expense • de kosten spelen geen rolnever mind what your father said • ongeacht wat je vader zei2 he couldn't walk, never mind run • hij kon niet lopen, laat staan rennen -
7 sens
sens1 [sãs]〈m.〉5 verstand6 zin ⇒ mening, gezichtspunt♦voorbeelden:reprendre ses sens • weer bij zinnen komen〈 figuurlijk〉 cela tombe sous le sens • dat spreekt vanzelf, dat ligt voor de hand, dat is duidelijksens figuré • figuurlijke, overdrachtelijke betekenissens propre • letterlijke betekenissens interdit • verboden in te rijdensens unique • eenrichtingsverkeersens dessus dessous • ondersteboven, op zijn kop 〈 ook figuurlijk〉sens devant derrière • achterstevorendans le sens des aiguilles d'une montre • met (de wijzers van) de klok meedans le bon sens • de goede kant op, uitdans le sens de la largeur • in de breedtedans tous les sens • kris krasen sens inverse • in tegengestelde richting4 avoir le sens des affaires • zakelijk inzicht, een zakelijke instelling hebbensens de la mesure • maatgevoelsens de la réalité • werkelijkheidszinil a le sens du rythme • hij heeft gevoel voor ritmegros, robuste bon sens • alledaags verstandça n'a pas de bon sens, ça n'a pas le sens commun • dat is grote onzinà mon sens • mijns inziens, naar mijn meningdans, en un sens • in zeker opzicht, in zekere zin7 plaisirs des sens • vermaak der zinnen, zingenot————————sens2 [sã]〈 werkwoord〉→ sentir1. m1) zin(tuig)2) betekenis3) richting, kant4) gevoel, zin5) verstand6) mening2. m pl
См. также в других словарях:
Kopf — 1. Abgehauener Kopf braucht keine Sturmhaube mehr. 2. Am Kopf des Narren lernt der Junge scheren. Die Araber in Algerien: Am Kopfe der Waise macht der Chirurg Versuche. Die ägyptischen Araber: Er lernt das Schröpfen an den Köpfen der Waisen.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tag — 1. Alen Doach hîsch, äs mäkest hîsch; un Sangtich hîsch, dâd äs hîsch. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 368. 2. All Dag is ken Joarmarkt. (Strelitz.) 3. All Dage is kîn Sonndag (kîn Karkmess, sün kîn Fangeldage). (Oldenburg.) 4. All Doag wat Nîgs … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon